De overwinnaars

2 En ik zag iets  als een glazen zee, met vuur gemengd. En de overwinnaars van het beest, van zijn beeld, van zijn merkteken en van het getal van zijn naam stonden bij de glazen zee, met de citers van God. (Openbaring 15:2)

Op dit moment (hoofdstuk 15) zijn degene die bij Jezus horen niet meer op de aarde. Zij zijn met Jezus. Zij zijn degene die het kwaad hebben overwonnen. Zij hebben het beest overwonnen, zij hebben zijn beeld overwonnen en zijn merkteken. Dit zijn de drie momenten die voorheen besproken zijn in deze openbaring.

Deze drie ‘beelden’ zijn de krachten die de aarde verder van God wegtrekken. Zij creëren een leven hier op aarde dat draait om het vervloeken van God in ons leven. Een leven dat gaat om onszelf waardoor wij onszelf verbinden aan het kwaad.

Maar er zijn mensen die dit overwinnen en zich er niet aan verbinden. Zij hebben zich verbonden aan God. En nu staan ze aan deze glazen zee met de citers van God.

3 En zij zongen het lied van Mozes, de dienstknecht van God, en het lied van het Lam, met de woorden:  Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God;  rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! 4   Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden. (Openbaring 15:3,4)

Mozes kent God van aangezicht tot aangezicht, hij weet Wie God is. In Gods toorn en in Gods genade, kent Mozes Hem. Er moet een moment komen in ons leven dat wij met Mozes dit kunnen zeggen: ‘Wie zou U niet vrezen?’ Want alleen als we ons dit kunnen realiseren begrijpen we echt deze woorden van Mozes en het Lam.

Want dit lied dat wij hier zingen is het lied dat getuigt van het kennen van God in AL Zijn daden, in Zijn toorn en in Zijn liefde. Dit lied erkent dat wat God doet hier op aarde goed is. Dit lied erkent dat God de God van hemel en aarde is en dat Zijn werken rechtvaardig en waarachtig zijn.

En deze kennis, dat Gods werken goed zijn, moet ons doen uitroepen: ‘Wie zou U niet vrezen?’ Op dat moment kunnen we niet meer begrijpen dat er mensen zijn die God niet willen vrezen. Dan realiseren we ons dat als men God echt zou kennen, men Hem zou vrezen met heel hun hart.

This entry was posted in 66 Openbaring. Bookmark the permalink.