Vriendschap met God

Romeinen 4

11 En hij heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij een vader zou zijn van allen die geloven, hoewel zij onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toegerekend zou worden; 12 en om een vader te zijn van hen die besneden zijn, voor hen namelijk die niet alleen besneden zijn, maar die ook wandelen in de voetsporen van het geloof van onze vader Abraham dat hij had toen hij nog onbesneden was. 13 Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof. (Romeinen 4:11-13)

Achter deze argumentatie van Paulus gaat een wereld van echte religie schuil. Paulus schrijft dit vanuit een persoonlijke geloofswandel. Voor Hem is het uiterlijk van het geloof niet de basis van onze religieuze wandel, maar de relatie die hij heeft met God.

Op dezelfde manier werkt God ook niet met regels, maar uit een relatie met ons. Dat is ook de basis van de belofte aan Abraham. Abraham had niet voldaan aan bepaalde regels die God had gesteld, het was zijn geloof en vertrouwen in de God van hemel en aarde. En uit die relatie gaf God Abraham deze belofte.

De wandel van Jezus hier op aarde was naar de wil van de Vader. Maar niet vanuit een regel zuchtige God.

22 en dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in lichamelijke gedaante als een duif. En er kwam een stem uit de hemel die zei: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! (Lukas 3:22)

De Vader en Jezus hebben een innige relatie waarin het hart van de Vader klopt voor Zijn Zoon hier op aarde. Dit moment dat de Vader Zijn liefde voor Zijn Zoon bevestigd heeft was er niet alleen voor ons, maar in de eerste plaats voor Jezus zelf. De Vader leefde met Zijn Zoon mee en was trots op Hem. Samen gingen ze deze weg om de mensheid te redden van verderf.

17 De HEERE zei: Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? (Genesis 18:17)

In Zo’n relatie leefde Abraham ook met God. Het was een vriendschap relatie waarin God ons ook de ruimte geeft om met Hem te wandelen. Vanuit zo’n relatie gaf God de belofte. Vanuit zo’n relatie gaf God ook de belofte aan David dat zijn nageslacht voor eeuwig op de troon zal zitten.

We moeten verder durven kijken dan onze tradities en religieuze handelingen. We moeten niet bang zijn dat we zweverig worden, we mogen er op vertrouwen dat God niemand zal afwijzen die tot Hem komt. God staat open voor iedereen hier op aarde, om in zo’n zelfde relatie te wandelen waarin Hij wandelde met Abraham en David. En in zo’n relatie wil Hij ons rechtvaardig maken, zoals Hij Abraham en David rechtvaardig maakte ondanks alles wat zij gedaan hebben tegen de wil van de Vader.

Het gaat om ons persoonlijk leven voor de troon van God. Het gaat er om dat wij zelf voor Zijn troon durven te komen en samen met Hem durven te wandelen. En vanuit die relatie wil Hij ons rechtvaardig maken, van uit dat geloof wil Hij ons leven vernieuwen. Niet als een robot, maar als Vader die Zijn kind in Zijn armen neemt.

This entry was posted in 01 Genesis, 42 Lukas, 45 Romeinen. Bookmark the permalink.