Dwaas

Psalm 53

1 Een onderwijzing van David, voor de koorleider, op Machalath.
2 De dwaas zegt in zijn hart:
Er is geen God.
Zij handelen verderfelijk, zij bedrijven gruwelijk onrecht;
er is niemand die goeddoet.
(Psalm 53:1-2)

Hoe zou iemand die onder deze beschrijving valt hier naar kijken? Tegenwoordig zijn het niet alleen de dronkaards die durven te zeggen dat er geen God is, het zijn juist wetenschappers, mensen die een goed stel hersens hebben en duidelijk resultaat boeken met het werk dat ze doen. Ze gaan misschien niet naar de kerk, maar ze hebben tot op zekere hoogte een aardig morele kompas.

Wanneer is iemand dan een dwaas? Stel dat het dwaas zijn niet afhangt van hoe slim je bent. Wat als het te maken heeft met de diepste keuzes van het leven. Waar legt men ten diepste het vertrouwen, het vertrouwen dat iedereen nodig heeft.

We kunnen het bij kippen zien, ze zijn altijd schichtig, ze zijn altijd bang, altijd aan het rennen. Je kunt er niet dichtbij komen omdat er totaal geen vertrouwen is. Elk mens zoekt houvast, elk mens zoekt een zekerheid. Iets waar we ons aan vast kunnen klampen waardoor we weten dat er altijd iets is waar we op terug kunnen vallen.

De dwaas die zegt dat er geen God houdt zich daar aan vast. Het is een leven zonder verantwoording, een leven zonder risico, zonder waarde. Het is een leven dat er vanuit gaat dat het allemaal wel goed komt.

De dwaas gaat er van uit dat er zekerheid is in wat men heeft en wat men doet. En daaruit handelt men, daaruit laat men zien hoe goed ze zijn. Hoe slim je ook bent, als het vertrouwen in God er niet is, is het dwaas.

This entry was posted in 19 Psalmen. Bookmark the permalink.